Nazorg. We snappen allemaal wat het is: verzorging nádat iemand is behandeld. Logisch toch? Ik sla de woordenboeken erop na: Van Dale heeft er weinig aan toe te voegen. “Controle op en zorg voor patiënten na de behandeling”. Ik kom ook de zeer trieste definitie “onderhoud, service” tegen. Verder dan dat kun je dit begrip niet uitkleden. En dan de mooiste en compleetste, gevonden in de Kernerman Dictionaries: “aandacht en hulp voor mensen die iets ingrijpends hebben meegemaakt”.
Maar hoe logisch het woord ook is, het daadwerkelijk uitvoeren van nazorg is niet zo vanzelfsprekend. En de nazorg díe gegeven wordt, bestaat veelal uit follow-up scans of bloedonderzoeken. Gericht op het lichaam. Psychische hulp voor mensen die iets ingrijpends hebben meegemaakt, is nog niet altijd ingebed in de nazorg die ziekenhuizen of klinieken bieden. Terwijl dat minstens zo belangrijk is.
Wat heb je aan nazorg gehad, na je operatie? Niks….
Alleen maar scans
Helaas is goede nazorg niet altijd de standaard. Mijn revalidatietraject begon pas twee jaar ná mijn hersenoperatie. Omdat ik was uitgevallen op de werkvloer. Omdat mijn leven als een kaartenhuis leek in te storten. Steeds viel er voor mijn gevoel een verdieping om. In een korte periode zag ik achtereenvolgens een neuroloog, een bedrijfsarts, een arbeidsdeskundige, een neuropsycholoog, een revalidatiearts, een ergotherapeut, een verzuimadviseur, een psycholoog én een maatschappelijk werkster. Iedereen stelde mij de vraag: “Wat heb je aan nazorg gehad, na je operatie?”. “Niks,” antwoordde ik dan. De reacties daarop verontrustten me. Vol ongeloof keken ze me aan. “Helemaal niks?” Ik lichtte toe dat ik wel iedere drie maanden een MRI kreeg in het eerste jaar, daarna ieder half jaar. “Maar je hebt geen ondersteuning gehad van een psycholoog of maatschappelijk werker?” Nee. Dat had ik niet.
Twee jaar achterstallig onderhoud
Ik verdedigde het ziekenhuis waar ik was behandeld. De neurochirurgen waren mijn nieuwe superhelden. Ze hadden een tumor uit mijn hoofd verwijderd en daarmee voor mijn gevoel mijn leven gered. Ze konden in mijn ogen niks verkeerd doen. “Het was ook middenin de coronatijd, misschien is de nazorg er daarom bij ingeschoten,” opperde ik.
Zo voel ik het nog steeds. Ik neem niemand iets kwalijk. Maar als ik terugkijk op mijn herstel, heb ik één ding ontzettend gemist: psychische hulp. Doordat ik gewoon dóórging na mijn operatie – ik was fysiek immers goed hersteld – stapte ik over het verdriet heen. Het verdriet dat ik een deel van mezelf had moeten inleveren. De angst die ik had meegemaakt in de maanden voor de operatie was nog niet verwerkt. Het zelfgecreëerde idee dat ik voor mijn kinderen niet meer de moeder was die ze verdienen, drukte ik weg. Het was immers allemaal goed afgelopen. Dus: neus vooruit en niet achteromkijken. Dat werkte. Twee jaar. En daarna donderde de boel dus in elkaar. Of dat ook gebeurd was als ik direct door een psycholoog of maatschappelijk werker was begeleid, zal ik nooit weten. Maar ik had het graag uitgeprobeerd.
Nu had ik in mijn revalidatietraject twee jaar achterstallig onderhoud in te halen. Een zware klus.
Aandacht voor verwerking is óók nazorg
Waarom is nazorg zo belangrijk? Natuurlijk om de medische situatie te monitoren. Herstelt een patiënt goed van een behandeling? Treden er geen recidieven op? Is een vervolgbehandeling noodzakelijk? Maar een ander – en zo nu en dan nog altijd ondergesneeuwd – aspect, is de psychische kant van de nazorg. Mensen die revalideren hebben zonder uitzondering iets ingrijpends meegemaakt. De ene ingreep of behandeling zal intensiever zijn dan de ander, zoals ook het al dan niet overgebleven letsel wisselt in ernst. Maar hoe een patiënt dat ervaart valt daar niet één-op-één op te plakken. Een ingreep die artsen als weinig invasief beoordelen, kan een patiënt als een heftige gebeurtenis ervaren. Aandacht voor de verwerking hiervan en het leren omgaan met het nieuwe normaal is in mijn ogen minstens zo belangrijk als de medische kant. Denk buiten deze traumaverwerking verder aan andere belangen zoals het aanleren van een gezond copingmechanisme, het leren behouden van de eigen autonomie, het opnieuw vinden van je plek in je sociale netwerk en het ondersteunen van rouw en verliesverwerking.
Zorgverleners moeten zich realiseren dat hun taak verder reikt dan het behandelen van de kwaal.
De mens achter de kwaal
Ik wil niet té kritisch zijn. En dat is ook helemaal niet nodig. Er is veel oog voor nazorg. Met name in de zorgpaden die (helaas) vaak bewandeld worden. Ook in de kankerzorg liggen er vaak mooie protocollen die in de praktijk goed werken. Borstkankerpoli’s bijvoorbeeld, waarbij patiënten in één dagdeel alle betrokken zorgverleners kunnen zien. Ook de nazorg is in dit soort zorgpaden strak georganiseerd. Vaak maken patiënten al vroeg in hun behandeltraject kennis met maatschappelijk werk.
Ook valt me op dat zorg die buiten het ziekenhuis plaatsvindt, zoals verslavingszorg of slachtofferhulp, al steviger in de schoenen staat wat betreft het nazorgtraject. Is het ziekenhuis dan het probleem? Is de werkdruk er te hoog? De personeelskrapte te groot? Beide zijn waar, dat weten we allemaal, maar de zorg zou hier niet onder mogen lijden. Het belang van nazorg is groot.
Het verwerken van een behandeltraject, ongeacht de uitkomst, kan mentaal belastend zijn. Het accepteren van het nieuwe normaal soms onmogelijk. Zorgverleners moeten zich realiseren dat hun taak verder reikt dan het behandelen van de kwaal. Achter de kwaal zit een mens, en die heeft nazorg nodig.
Auteur
