8 januari 2025

Ruim 30.000 patiënten met chronische pijn liepen het risico hun revalidatiebehandeling niet meer vergoed te krijgen. Het Zorginstituut Nederland (ZIN) heeft de effectiviteit van deze behandeling ter discussie gesteld, ondanks de aanwezigheid van een goed wetenschappelijk onderbouwde richtlijn. De Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (VRA) heeft het ZIN gesommeerd om haar standpunt in te trekken en is een kortgedingprocedure gestart om af te dwingen dat het ZIN de marginale toets intrekt. Op 7 januari jl. was een bestuurlijk overleg van het ZIN met diverse partijen, waaronder de VRA. Daarin is tegemoetgekomen aan de belangrijkste eisen en is een kort geding van de VRA (voorlopig) afgewend.

Onderzoek naar meerwaarde iMSR

Het ZIN vindt dat de meerwaarde van revalidatiegeneeskundige behandeling – de zogenaamde interdisciplinaire Medisch Specialistische Revalidatie (iMSR) – moet wordt aangetoond ten opzichte van behandeling in de eerste lijn (dat zijn bijvoorbeeld de fysiotherapeut en de ergotherapeut in de buurt), bij voorkeur met een onderzoek waarbij door loting bepaald wordt wie welke behandeling krijgt (randomized controlled trials, oftewel RCT). Dit is volgens de VRA niet mogelijk, omdat iMSR specifiek wordt ingezet bij patiënten die alles al geprobeerd hebben. Loten tussen de laatst mogelijke behandeling (iMSR) en de fysiotherapeut om de hoek, waar mensen niet verder zijn gekomen, is niet reëel en niet ethisch.

Er bestaan alternatieve onderzoeksmethoden die wél geschikt zijn om de effectiviteit van iMSR te beoordelen. Bijvoorbeeld door verschillende vormen van iMSR met elkaar te vergelijken. Dat is hoe de revalidatiegeneeskunde zich ontwikkelt. Ook een bepaalde vorm van wachtlijstonderzoek, het single case experimental design (SCED), heeft effectiviteit van behandeling aangetoond. Deze methoden worden internationaal erkend en leveren betrouwbaar bewijs.

Bestuurlijk overleg

Op dinsdag 7 januari is er een bestuurlijk overleg geweest van het ZIN met onder andere de VRA. Wij hebben in dit overleg gevraagd de effectiviteit van iMSR op de juiste wijze te toetsen en in de tussentijd de iMSR-zorg bij chronische pijn te beschouwen als behorend tot de ‘stand van wetenschap en praktijk’.

Tijdens dit overleg zijn de volgende afspraken gemaakt:

  1. De duiding van het ZIN uit 2022 blijft van kracht en het ZIN zal de zorgverzekeraars een juridische onderbouwing doen toekomen zodat de zorgverzekeraars een grondslag hebben om iMSR bij chronische pijn te kunnen blijven financieren.
  2. Omdat eerder niet is geluisterd naar de feedback van de beroepsgroep op de onderzoeksvraag zal een klein comité van stakeholders zich over buigen over een nieuwe onderzoeksvraag.
  3. Hierna kan alle relevante bewijsvoering aangeleverd worden. Het ZIN staat hierbij expliciet open voor bewijs uit andere onderzoeken dan RCT’s.
  4. Er komt een duidelijke procesbeschrijving van het te doorlopen traject met afspraken over de governance, gebaseerd op de procedures zoals ZIN die gepubliceerd heeft, met helderheid over de rollen van de verschillende stakeholders en het ZIN.

Kort geding voorlopig afgewend

Hiermee is tegemoetgekomen aan de belangrijkste eisen, namelijk: dat een marginale toets geen gevolgen mag hebben voor de vergoeding van de zorg, dat er samen met de beroepsgroep een nieuwe onderzoeksvraag over de effectiviteit van iMSR bij chronische pijn wordt opgesteld en dat de onderbouwing met wetenschappelijk bewijs, anders dan RCT’s, meegewogen wordt bij de beoordeling van de effectiviteit van de zorg. Hiermee is het kort geding voorlopig afgewend.

In de media

Meer nieuws