23 april 2024

Als kind beleefde ik veel plezier aan het bekijken van de plaatjes ‘zoek de verschillen’ op bladzijde 3 van ons plaatselijke huis-aan-huis-sufferdje. Op die pagina stonden twee afgedrukte prenten, vrijwel hetzelfde getekend, op enkele subtiele details na, die je met geduld en een scherp oog moest zien te ontdekken.

Een onfortuinlijk schaap had ineens een poot ingeleverd of een konijn had prompt zijn rechteroor verloren, maar kreeg als troost een grote wortel erbij. De taak was kinderlijk eenvoudig van opzet, maar vaak was het verdraaid lastig om alle verschillen eruit te filteren.

Een paar maanden geleden moest ik weer aan deze verschil-plaatjes denken. Ik keek mee tijdens een trainingsdemonstratie voor patiënten met een beenamputatie. De fanatieke oefentherapeut die de sessie gaf, had een circuit opgesteld voor beengeamputeerden. De oefenbaan bestond uit gewichten, ballen, matten, stokken en elastische spanbanden. Een zestal patiënten van middelbare leeftijd deed enthousiast mee.

In het rumoer viel mij op dat één deelnemer wel twee eigen benen had, maar zijn linkerarm miste, waarvoor hij een prothese droeg. ‘Dit verschil heb ik er dan toch maar even snel uitgevist’, dacht ik nog. Ik verwachtte dat de fanatieke oefenmeester deze outilleer er snel uit zou wippen; het parcours was immers opgesteld voor beenprothesegebruikers en niet voor mensen met een kunstarm. Maar tot mijn verbazing paste de therapeut het circuit vernuftig aan zodat de armprothese-gebruiker prima mee kon doen. Het onderdeel ‘met de beenprothese trappen’ werd vervangen door ‘slaan met de armprothese’ en de oefening met stok werd aangepast voor eenhandig gebruik. Zo kon de patiënt met de armamputatie volop mee-meppen. De therapeut had duidelijk de ‘overeenkomsten-kijker’ opgezet en toverde het circuit zo om dat zowel arm- als beengeamputeerden even goed mee konden doen.

Maar zijn de patiënten werkelijk zo verschillend?

Het valt mij op dat wij binnen de revalidatiegeneeskunde vaak de neiging hebben om door de ‘verschil-bril’ te kijken. We plakken netjes de verschil-etiketten op onze patiënten: CVA, dwarslaesie, spierziekte, armamputatie, beenamputatie, enzovoorts, om vervolgens voor deze groepen aparte diagnosecodes, eigen behandelteams en diagnose specifieke revalidatieprogramma’s te maken.

Maar zijn de patiënten werkelijk zo verschillend? Zowel arm- als beengeamputeerden hebben een stomp en klagen regelmatig over fantoompijn, gebruiken een prothese met stompkokertechniek, moeten wennen aan de gevolgen van de amputatie en deze psychisch verwerken, komen moeilijker mee op het werk en tijdens het sporten en hebben last van mensen die hen nastaren.

Waarom de verschillen uitvergroten, als er zo veel overeenkomsten zijn? Collega’s, zullen we afspreken de verschil-bril om te wisselen voor de overeenkomsten-kijker?

Auteur

Erwin Baars

Erwin Baars is revalidatiearts bij De Vogellanden.

Gerelateerde blogs