De Canadian Occupational Performance Measure (COPM) is al tientallen jaren een gedegen instrument om de impact van revalidatietrajecten te meten. Toch wordt de COPM nog niet in alle revalidatiecentra ten volle benut. Waarom ze daar wel bij gebaat zouden zijn? We vroegen het aan kinderrevalidatiearts Judith van Munster, ergotherapeut Marian Meijer en Sanne Heintzbergen, directeur van Stichting Revalidatie Impact.

‘Revalidatiegeneeskunde kijkt niet alleen naar wat iemand niet meer kan door een ziekte of ongeluk, maar vooral naar wat iemand nog wél kan,’ zegt Van Munster, revalidatiearts bij de Sint Maartenskliniek. Eerst kijkt het revalidatieteam naar de medische diagnose: wat is er precies aan de hand in het lichaam? Daarna onderscheiden ze vier dingen: hoe het lichaam werkt, wat de patiënt zelf kan doen (bijvoorbeeld aankleden of lopen), in hoeverre hij of zij kan meedoen in het dagelijks leven en welke aspecten in de omgeving of in het karakter van de patiënt het revalidatieproces helpen of juist tegenwerken. Dit is de revalidatiediagnose. ‘Ook geven we een functionele prognose. Hierin spreken we uit wat iemand naar onze verwachting weer kan leren of kan verbeteren. Zo krijgen de patiënt en zijn of haar omgeving een compleet beeld en een persoonlijk behandelplan.’

Zorg die echt verschil maakt

In de revalidatiebehandeling staan de wensen van de patiënt centraal. De COPM is een geschikt instrument om die in kaart te brengen. Bij jonge kinderen vraagt de behandelaar via een semigestructureerd interview voor aanvang van het revalidatieproces aan de ouders of verzorgers van de patiënt wat de wensen en doelen voor hun kind zijn. Zij vertellen welke dagelijkse dingen hun kind moeilijk vindt en hoeveel belang ze eraan hechten dat hierin verbetering komt.

Samen kiezen behandelaar en ouders maximaal vijf activiteiten die volgens de ouders in het dagelijks leven voor hun kind belangrijk zijn, maar die lastig gaan. Hiervoor worden tijdens de revalidatie doelen gesteld. Bij een tussentijdse meting en een meting na afloop geven de ouders op een tienpuntschaal aan hoe ze vinden dat het kind de activiteiten uitvoert en hoe tevreden ze erover zijn. Zo helpt de COPM patiënten en zorgverleners om samen te kiezen wat echt belangrijk is. ‘Hierdoor sluit de zorg beter aan bij de wensen en waarden van de patiënt,’ aldus Van Munster. ‘Het maakt de zorg persoonlijker, meetbaar en helpt om samen goede keuzes te maken. Zo werken we aan zorg die echt verschil maakt – voor de patiënt én voor de professional.’

Brabbelen in bed

In de kinderrevalidatie maakt het revalidatieteam een plan op basis van de revalidatiediagnose en een vastgesteld kernprobleem, maar dus ook op basis van de belangrijkste hulpvraag van de ouders. Deze hulpvraag komt tot stand via de COPM. ‘In het behandelplan is het belangrijk om te noemen wat ouders voelen,’ zegt Marian Meijer, ergotherapeut bij Treant. ‘Ze weten vaak heel goed waar hun kind mee worstelt, dus het loont om te vragen wat zij waardevol vinden.’

Hierbij is er ook aandacht voor de emotionele verwerking. Meijer: ‘Zeker bij jonge kinderen zie je vaak dat ouders hun eigen problemen moeten verwerken.

De toekomstverwachting van je kindje is opeens heel anders dan je had gedacht. Daar kan best veel verdriet, angst of boosheid zitten.’ Ook praktische problemen en uitdagingen – financiën, werk, andere gezinsleden – worden meegewogen. Op basis van al deze informatie stellen behandelaar en ouders een gezamenlijk behandelplan op, waarin realistische en voor ouders en kind betekenisvolle behandeldoelen en afspraken samenkomen.

‘Zo behandelde ik een jongen van drieënhalf jaar met cerebrale parese en bilaterale spasticiteit,’ vertelt Van Munster. ‘Als revalidatieteam keken we naar het verbeteren van het lopen en kleutervaardigheden, zoals de jas aan- en uittrekken. Maar tijdens een COPM-gesprek gaven de ouders aan dat hun zoontje ’s avonds in bed altijd over de dag wilde vertellen; hij vertelde enthousiast brabbelend hele verhalen aan hen, waar zij geen touw aan vast konden knopen. Door de aandoening waren er problemen in de mondmotoriek waardoor hij slecht verstaanbaar was. Toen hebben we ervoor gekozen om de communicatie ook mee te nemen als belangrijk behandeldoel.’

Eigenaarschap en intrinsieke motivatie

Meijer en Van Munster merken dat ouders de werkwijze van de COPM prettig vinden. ‘Door de wensen van de ouders serieus te nemen, geef je ze meer inzicht in wat voor hen belangrijk is en daarmee meer eigenaarschap over de revalidatie van hun kind,’ vertelt Van Munster. De werkwijze van de COPM helpt ouders om te reflecteren op wat voor hen en hun kind belangrijk is, om invloed te hebben op het revalidatieproces en bij de nameting te zien in hoeverre er verandering is opgetreden. Hierdoor ervaren ouders betrokkenheid bij en regie over het revalidatietraject. Zeker bij ouders van jongere kinderen ziet Van Munster hierin een meerwaarde. ‘Die staan vaak in de overleefstand. Ze hebben jonge gezinnen, zijn praktisch en emotioneel belast en moeten hun ouderschap vaak combineren met een drukke baan. Dan is er weinig tijd en energie voor reflectie.’

Is de patiënt al iets ouder, dan neemt het behandelteam bij hem- of haarzelf een COPM-interview af. Meijer: ‘Kinderen vanaf een jaar of acht vragen we welke doelen ze zelf hebben. Als je gedurende het revalidatietraject aanspreekt wat zo’n kind zelf belangrijk vindt, is het veel gemotiveerder om een doel te halen.’

De zorg verbeteren met de COPM

Van Munster en Meijer voelen zich gesteund in hun ervaringen door Stichting Revalidatie Impact. De stichting verzamelt systematisch data van revalidatiecentra en revalidatieafdelingen in ziekenhuizen. Het doel? De Nederlandse revalidatiezorg te verbeteren. ‘Binnen de stichting bepalen expertgroepen van onder meer behandelaren, revalidatieartsen, onderzoekers en patiëntvertegenwoordigers met welke meetinstrumenten we de zorg écht kunnen verbeteren,’ zegt directeur Sanne Heintzbergen. ‘De uitkomsten van revalidatiebehandelingen worden op dit moment weergegeven met drie meetinstrumenten, waar de COPM er een van is. Van die instrumenten halen we data op uit de bronsystemen van de revalidatiecentra en -afdelingen van ziekenhuizen.’

Sinds 2023 verzamelt de stichting datagegevens van de COPM. ‘Via deze gegevens krijgen we meer inzicht in de impact van revalidatie op het dagelijks leven van de patiënt,’ aldus Heintzbergen. ‘De COPM is wetenschappelijk onderbouwd, met bewezen betrouwbaarheid en validiteit, en zeer responsief: hij detecteert kleine, maar voor de patiënt belangrijke veranderingen in functioneren.’

Op dit moment zijn er zeven organisaties die hun data aanleveren voor de Revalidatie Impact Scores-kwaliteitsregistratie. Dat moeten en kunnen er volgens Heintzbergen meer worden. ‘Hoe meer COPM-gegevens we kunnen analyseren, hoe beter de teruggekoppelde informatie gebruikt kan worden voor de klinische praktijk en kwaliteitsverbetering. De landelijke COPM-data worden gebruikt voor spiegelgesprekken tussen revalidatieteams die werken met vergelijkbare doelgroepen. Hierin bespreken zorgprofessionals samen de uitkomsten van de COPM, waardoor er reflectie op de eigen manier van werken ontstaat en teams van elkaar leren. Een ontwikkeling die zorgprofessionals én patiënten ten goede komt. Daarom roept de stichting organisaties op om hun COPM-gegevens aan te leveren en te ervaren wat de COPM voor patiënten en de eigen organisatie kan betekenen. ’Zodat we samen de zorg kunnen verbeteren.’

Drempels?

Nog lang niet alle Nederlandse revalidatiecentra en -afdelingen werken met de COPM. Maar als het instrument zo veel bewezen voordelen biedt, waarom gebruikt dan niet élk revalidatiecentrum het? ‘De voornaamste reden is dat de COPM tijdsintensief is,’ weet Heintzbergen. ‘Zeker de implementatie ervan vraagt veel inspanning van een behandelteam. Maar ook de planning, logistiek en koppeling met het elektronisch patiëntendossier kosten veel tijd.’

Daarbij is het belangrijk dat elk teamlid de meerwaarde van de COPM inziet. En dat is nog niet altijd het geval. Maar daarvoor weet Meijer een hulpmiddel. Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN) ontwikkelde in samenwerking met de Leerfabriek en Revalidatie Nederland een COPM e-learning. Deze e-learning, een aanvulling op de standaard COPM-scholing, is speciaal voor de revalidatiecontext ontwikkeld. Hij is kosteloos beschikbaar voor iedereen die binnen de sector werkzaam is. ‘Met deze module kun je collega’s kennis laten maken met de kracht van de COPM, maar ook je eigen kennis bijwerken,’ zegt Meijer. Voor de betrouwbaarheid van de COPM-data is deze training belangrijk, omdat de manier waarop therapeuten het interview uitvoeren van invloed kan zijn op de kwaliteit van de data.

Begin klein

Wil je de COPM implementeren in je organisatie, begin dan vooral niet te groot, adviseert Van Munster: ‘Draai bijvoorbeeld een pilot met een team dat ervoor openstaat. Verloopt die succesvol? Dan kun je dit inzetten om de COPM bij meer teams te introduceren.’ En daar zijn deze teams en hun patiënten echt bij gebaat, vindt Van Munster. ‘Als revalidatieteam wil je gewoon impact hebben op de betekenisvolle activiteiten van patiënten. Met de COPM laat je ouders en kind stilstaan bij wat voor hen belangrijk is. Hiermee geef je ze eigen regie, wat helpt om revalidatiedoelen te bereiken. Ik ken geen ander instrument waarmee je dat op zo’n mooie manier kunt doen.’

Auteur

Bas Wolters

Gerelateerde artikelen Revalidatie Magazine

COPM: meetinstrument met impact

De Canadian Occupational Performance Measure (COPM) is al tientallen jaren een gedegen instrument om de impact van revalidatietrajecten te meten….

Van kinderzorg naar volwassenzorg: ‘Zorg voor een soepele overgang en geen harde knip’

Stel je voor: je bent een tiener in revalidatie. Je zit in een ingrijpende fase van je leven en moet…

Cirkels van Nabijheid leren Iris haar grenzen aan te geven

Hoe leer je een zestienjarige, die qua ontwikkeling veel jonger is, dat hij niet bij iedereen op schoot kan kruipen?…

Gerelateerde artikelen Nederlands Tijdschrift voor Revalidatiegeneeskunde

Medicatie-ontwikkelingen voor Duchenne spierdystrofie

Duchenne spierdystrofie is een erfelijke, progressieve spierziekte die ontstaat doordat patiënten het dystrofine-eiwit niet kunnen produceren. Momenteel zijn meerdere medicijnen…

Risicofactoren voor Developmental Coordination Disorder en de neurologie van het schrijven

Proefschrift-artikel Soms lijkt een kind gewoon onhandig, maar schuilt er een onzichtbare stoornis achter. Kinderen met Developmental Coordination Disorder (DCD)…

De rol van slaap binnen de kinderrevalidatie

Opinie-artikel Slaap speelt een cruciale rol in het herstelproces van kinderen met neurologische ontwikkelingsstoornissen, maar we zien dat het in…