Hoe leer je een zestienjarige, die qua ontwikkeling veel jonger is, dat hij niet bij iedereen op schoot kan kruipen? Het is een zorgvraag die leeft bij veel ouders en leerkrachten. Een passend antwoord ontbrak. Totdat logopediste Nynke Biegel-Slappendel en GZ-psycholoog Wolanda Werkman, beiden werkzaam bij Rijndam Revalidatie, ‘Cirkels van Nabijheid’ ontwikkelden. Een methodiek die kinderen en jongeren helpt te begrijpen welke mensen wat met hen mogen doen.

Iris is tweeënhalf als ze een hersentumor krijgt. Ze krijgt bestraling, wordt geopereerd, overleeft, maar houdt een meervoudige beperking over aan de behandelingen. Ze functioneert op een zeer moeilijk lerend niveau. Er is echter iets waar haar ouders zich nog veel meer zorgen om maken: Iris, inmiddels een tiener, gaat met iedereen mee, kruipt bij Jan en alleman op schoot. Ze lijkt grenzen in contact met anderen niet aan te voelen en geen onderscheid te maken tussen bekenden en onbekenden. Iris fladdert van de een naar de ander. Buitenspelen – iets wat Iris heel graag wil – kan simpelweg niet. Want ze kan zomaar met iemand meegaan. Dat is de grootste angst van haar ouders, die daardoor niet eens met hun dochter naar de supermarkt durven gaan. Ze kunnen Iris nog geen 5 seconden uit het oog verliezen. Ze kan ineens verdwenen zijn. Zelfs als pa of ma zich even omdraait om een pak melk uit het schap te halen…

Iris is geen pseudoniem. Ze bestaat echt en was de aanleiding voor GZ-psycholoog Wolanda Werkman en logopediste Nynke Biegel-Slappendel om de ‘Cirkels van Nabijheid’-methode te ontwikkelen. ‘We leerden Iris kennen doordat Rijndam Revalidatie nauw samenwerkt met de mytylschool waarop zij zat’, vertelt Wolanda. ‘Iris werd bij ons aangemeld voor psychologisch onderzoek. Dat onderzoek onderstreepte dat zij op een zeer moeilijk lerend niveau zit, maar haar ouders waren niet geïnteresseerd in cijfertjes en niveaus. Ze vertelden dat ze vooral bang waren dat Iris iets naars zou meemaken, omdat ze geen onderscheid kan maken tussen vriend en vreemde. Dit onvermogen legde een enorme druk op het gezin. De ouders hadden er alles aan gedaan om Iris het verschil te leren, maar ze snapte het niet. Of we daar misschien bij konden helpen: is er iets om Iris te laten beseffen dat ze niet bij iedereen zomaar op schoot kan kruipen? Een vraag die we vaker hoorden; het is een zorg die bij veel ouders leeft. Maar het antwoord ontbreekt. Dat vertelde ik ook aan de moeder van Iris. Maar die nam daar geen genoegen mee. En dus zijn we zelf aan de slag gegaan.’

Fotografie: Inge Hondebrink
De ‘Cirkels van Nabijheid’ is een methodiek die kinderen en jongeren helpt te begrijpen welke mensen wat met hen mogen doen.

Experiment met cirkels

Wolanda en Nynke bedachten een experiment dat gedragen wordt door drie pijlers: het concept van afstand en nabijheid (indeling in groepen), autonomie (de toestemming ligt bij het kind: ‘dit is van mij, ik heb hier iets over te zeggen’) en kennisoverdracht: wat is nou een normale wasbeurt? En wat doe je en zeg je als de wasbeurt anders is dan dat normale? Al snel ontstond het idee om met cirkels te werken. In het midden staat het kind zelf. In de rode cirkel daaromheen zitten de personen die het dichts bij het kind staan: ouders, broers en zussen bijvoorbeeld. De roze cirkel staat weer wat verder van het kind af: leerkrachten bijvoorbeeld. Of de buurvrouw. De buitenste cirkel is voor onbekenden.

‘Vooraf wisten we niet of dit zou werken’, vertelt Wolanda. ‘Dat hebben we ook eerlijk tegen de ouders van Iris verteld. Maar die wilden alles proberen. Het lukte Iris om de mensen in haar leven in drie groepen in te delen: ik ken je niet, ik ken je wel en ik ken je heel goed. Per groep hebben we vervolgens afspraken gemaakt: met de mensen in de rode cirkel, je ouders, mag je knuffelen en kussen. Mensen in de roze cirkel mag je groeten of een hand geven. Je mag er mee samenspelen, samenwerken, et cetera. Mensen in de blauwe cirkel zijn vreemden. Daar doe je helemaal niets mee. De cirkels bleken een schot in de roos. Het werkte! Iris wist na verloop van tijd wat bij welke mensen wel en wat niet mag. Ze kon uiteindelijk zelfs gewoon mee naar supermarkt…’

Groei

Ook de meester van Iris zag een duidelijke verandering. Hij merkte dat Iris zich veel bewuster van sociale grenzen was en daardoor veel weerbaarder was. Hij meldde zich bij Nynke en Wolanda en vertelde dat er nog meer kinderen in zijn groep zitten die gebaat zouden zijn bij wat inmiddels de ‘Cirkels van Nabijheid’ was gaan heten. Meer en meer kinderen werden aangemeld voor de methode. En ondertussen kwam er steeds meer vlees op de botten van de methodiek. ‘De kinderen leren in stappen’, legt Nynke uit. ‘Eerst leren ze met behulp van foto’s mensen in te delen in groepen. Daarna worden de Cirkels hieraan gekoppeld. Als ze dat goed beheersen, worden de sociale afspraken – dit mag bij deze personen – als picto’s in de cirkel geplaatst. “Praten” en “samen spelen” bijvoorbeeld. Hiermee maken we het begrip van afstand en nabijheid helder.’

Een paars en een oranje eiland

Nog een aanvulling zijn paarse en oranje ‘eilandjes’ in de roze cirkel. ‘Sommige kinderen hebben veel verzorging nodig. Die taak ligt bij de ouders, maar ook bij de school’, legt Wolanda uit. ‘Soms zijn er wel tien mensen die een kind regelmatig verzorgen: ouders, pgb’ers, klassenassistenten en zorgvrijwiligers. Als er naast je ouders ook nog zoveel andere mensen zijn die je wassen, beschouw je intieme delen niet als intiem. Dan is het heel moeilijk om te ervaren dat jij de baas bent over je lichaam en om grenzen te voelen. Daarom hebben deze verzorgenden een eigen eilandje in de roze cirkel. Ook voor deze groep-binnen-een-groep leert het kind wat normaal is. Daarnaast heeft verkering een eigen eilandje. Afspraken gaan daar over wat je wel en niet mag doen en de plek waar en de situatie waarin je dat doet. Bijvoorbeeld: kussen mag, maar niet tijdens de les.’

Fotografie: Inge Hondebrink
Na de winst van de Ipsen-prijs kregen Nynke en Wolanda de financiële mogelijkheden om een lesmethode voor groepen kinderen in het speciaal onderwijs op te zetten, inclusief lesmateriaal.

Stroomversnelling

Mede dankzij de verrijking van de methodiek gingen er steeds meer stemmen op om de ‘Cirkels’ breder aan te bieden, als groepsmethodiek. Het gaat dan niet om een concrete hulpvraag, maar om het versterken van de weerbaarheid van de leerlingen. Deelname aan de Ipsen-prijs voor innovatie in de revalidatie bracht deze ontwikkeling in een stroomversnelling. ‘Onze marketing- en communicatieafdeling tipte ons. We deden mee, wonnen en kregen hierdoor de financiële mogelijkheden om een lesmethode voor groepen kinderen in het speciaal onderwijs op te zetten’, vertelt Nynke. ‘Inclusief lesmateriaal.’

Cirkels in de praktijk

De lesmethode is primair bedoeld voor leerkrachten in het speciaal onderwijs. Na een studiedag kunnen ze kinderen en jongeren met een meervoudige beperking of verstandelijke beperking sociale regels aanleren en zo weerbaarder maken. Inmiddels zijn er met de methode ook mooie resultaten behaald bij leerlingen van cluster-4 scholen die bijvoorbeeld autistisch zijn of ADHD hebben. Leerkracht Caroline de Haas en onderwijsassistent Lizette Mulder van Mytylschool de Thermiek volgden de ‘Cirkel’-training en namen het geleerde mee naar De Kieviten, een groep met vso-leerlingen van 12 tot en met 16 jaar. ‘We willen deze leerlingen zo zelfstandig mogelijk maken, zodat ze straks kunnen uitstromen naar dagbesteding’, vertelt Caroline. ‘Verzorging is bij ons een belangrijk thema: wat laat je toe, wat mag en wat niet? Het is heel moeilijk om dat voor onze leerlingen begrijpelijk te maken. Bij een online zoektocht naar handvatten stuitte ik op de Cirkels van Nabijheid. De training opende onze ogen.’

‘We zijn hier bijvoorbeeld gewend om leerlingen aan te raken’, vult Lizette aan. ‘Bijvoorbeeld als ze hulp nodig hebben of verzorging. Dat is op de Thermiek dan vaak fysieke hulp. We vragen nu bewuster wat onze leerlingen willen of en zij daarbij hulp nodig hebben. Zo wennen ze eraan dat het normaal is dat dit aan hun gevraagd wordt en dat ze een keuze hebben. Zoals geholpen worden door een mannelijk assistent of persoonlijke begeleider.’

Toneelstukjes

Aan de hand van toneelstukjes leren Lizette en Caroline hun leerlingen wat normaal gedrag is. ‘Door het voor te doen – we nemen de rol van leerlingen op ons en spelen herkenbare situaties na – en er daarna over te praten, kunnen we dit goed overbrengen’, legt Caroline uit. ‘Ook wat de grenzen zijn en wat we hierover kunnen afspreken. Deze leerlingen zijn sociaal-emotioneel nog zo jong. Sommigen willen heel graag op je schoot komen zitten. We leren hen dat dit thuis bij hun ouders oké is. Maar in de klas mag dit niet. Dat is best moeilijk, want veel leerlingen zitten al drie jaar of langer in onze groep. Dan is er een hechte band. Door de Cirkels zijn we ons nu veel bewuster van ons eigen gedrag. En, nog belangrijker: onze leerlingen weten nu beter wat oké is en wanneer ze “dit wil ik niet, stop!” kunnen zeggen. Dat is het allerbelangrijkste wat wij ze mee willen geven: autonome zelfstandigheid.’

Fotografie: Inge Hondebrink
Aan de hand van toneelstukjes leren Lizette (l) en Caroline (r) hun leerlingen wat normaal gedrag is.

“Blauw!”

Lizette en Caroline zijn enthousiast over de ‘Cirkels’. Ze zijn niet de enigen. ‘We horen veel positieve verhalen’, vertelt Wolanda. ‘Een psycholoog vertelde laatst over een meisje dat met de Cirkels heeft gewerkt. Ze had zonder dat haar ouders het wisten online contact gehad met een man. De ouders kwamen daar pas later achter, toen zij haar laptop een keer openden. De man had het meisje gevraagd zich voor de camera uit te kleden. Maar ze had geweigerd: jij zit niet in “rood” en mag me dus niet bloot zien! Een ander voorbeeld komt van een moeder van een zoontje met wie Nynke de cirkels heeft behandeld. De moeder stond in de zomervakantie met een vrouw te praten. Beiden waren gekleed in bikini. Het zoontje kwam aanrennen en vloog om de benen van de voor hem onbekende vrouw. De moeder hoefde alleen maar “blauw” te zeggen; haar zoontje liet direct los, wetende dat dit dus niet kan.’

Zo zijn er veel voorbeelden. Maar weten is meten. ‘We willen naast kwalitatieve ook kwantitatieve resultaten’, vertelt Wolanda. ‘Daarom komt er een wetenschappelijk onderzoek naar het effect van de Cirkels van Nabijheid. Hopelijk zorgt dat wederom voor een stroomversnelling. Want deze methodiek verdient het om breed omarmd te worden. Er is geen andere training voor kinderen met een meervoudige of verstandelijke beperking die werkt aan de voorwaarden van weerbaarheid. Hier zijn ontzettend veel kinderen en jongeren bij gebaat.’

Fotografie: Inge Hondebrink
Er is geen andere training voor kinderen met een meervoudige of verstandelijke beperking die werkt aan de voorwaarden van weerbaarheid.

Auteur

Olaf van Tilburg

Gerelateerde artikelen Revalidatie Magazine

Van kinderzorg naar volwassenzorg: ‘Zorg voor een soepele overgang en geen harde knip’

Stel je voor: je bent een tiener in revalidatie. Je zit in een ingrijpende fase van je leven en moet…

Cirkels van Nabijheid leren Iris haar grenzen aan te geven

Hoe leer je een zestienjarige, die qua ontwikkeling veel jonger is, dat hij niet bij iedereen op schoot kan kruipen?…

’Ik gun elke jongere een plek middenin de maatschappij’

Rachel Zalmijn is kinderrevalidatiearts en werkt op de jongerenpoli van Reade. Reade is sinds juni 2022 member van Emma at…

Gerelateerde artikelen Nederlands Tijdschrift voor Revalidatiegeneeskunde

Acute dwarslaesie bij kinderen met een oncologische diagnose

Een dwarslaesie bij kinderen met een oncologische diagnose is zeldzaam en soms lastig te herkennen. Welke uitdagingen zijn er voor…

Oculomotore training als onderdeel van de kinderrevalidatie

Een jongen met oogmotorische problemen bij het syndroom van Joubert Oogmotorische problemen kunnen een nadelig effect hebben op het lezen…