Interview met Thijs Schwartz, keynote speaker op ons DCRM 2025
Interview | Keynote DCRM 2025
Op 13 augustus jl. vertelde Thijs, als opmaat voor het DCRM met als thema less is more, over keuzes maken. Hoe bepaal je waarin te minderen, hoe creëer je hiervoor draagvlak, en wat levert het op? In dit artikel lees je hoe Thijs en zijn collegae, als een ijsbreker, voor ons de weg hebben vrijgemaakt om te kiezen voor de-implementatie van niet-zinvolle zorg.
Auteur
DR. J.A. ( JANNEKE) HAISMA
Revalidatiearts Reade Amsterdam
Fotograaf
STIJN RADEMAKER

In gesprek met dr. M.P. (Thijs) Schwartz, voortrekker op het gebied van keuzes maken, weloverwogen en onderbouwd beslissen iets niet of minder te doen.
Thijs Schwartz is MDL-arts in het Meander Medisch Centrum, hij is bestuurslid van de NVMDL (Nederlandse Vereniging van MDL-artsen), en vertegenwoordigde hen in de UEG (United European Gastroenterology).
Hij maakt deel uit van de kennisagendacommissie van de NVMDL.
‘Ik ben al best lang bezig met less is more. Een project kunnen we het niet echt meer noemen. Het is nu een uit de hand gelopen toestand; allemaal begonnen tijdens mijn voorzitterschap van de kennisagendacommissie van de Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Lever (MDL)-artsen (NVMDL). Voor de kennisagenda moeten alle vragen voldoen aan door het Kennisinstituut vastgestelde criteria. Wij hebben daar een criterium aan toegevoegd; namelijk dat de kennisagenda tot een reductie van zorg moet leiden. In 2023 stond de hele kennisagenda zelfs in het teken van de reductie van zinloze zorg. Er kwam een top 10 van kennishiaten, en de 10e vraag was: ‘Hoe maken we onze kennisagenda efficiënter en doelmatiger en minder zinloos?’ De kennisagenda zélf werd dus onderworpen aan less is more.’
De druk op de MDL
Het veelbesproken zorginfarct dwingt ons tot het maken van keuzes, en er zijn omstandigheden waardoor specifiek de druk voor de MDL-artsen toenam. Thijs: ‘Het is een feit dat we als MDL enorm onder druk staan. We hadden al lange wachtlijsten. En in 2014 kwamen daar, met het bevolkingsonderzoek naar darmkanker, nog eens 60.000 coloscopieën per jaar bij. We waren echter steeds meer bezig met toevalsbevindingen. Er wordt op een PET-scan bijvoorbeeld een cyste op de alvleesklier gezien, die dan bij verder onderzoek toch benigne blijkt te zijn. Daarnaast waren we druk met kleine dingen; poliepjes van twee tot drie millimeter allemaal verwijderen, terwijl je je afvroeg: “heeft dit nou echt zoveel zin?” De richtlijnen waren gericht op defensief handelen. Waar we ook veel mee te maken hebben zijn mensen met prikkelbaredarmsyndroom. Patiënten komen met buikpijn, en je weet eigenlijk al: “er gaat niks uit het onderzoek komen”. Maar ja, die mensen zitten er toch en verwachten misschien dat je een coloscopie doet. Wil je dat, als je weet dat het niks zal opleveren?’ Er zijn discussies gaande om nog rigoureuzer te stoppen met allerlei zorg, en zo ruimte te creëren voor urgentere dingen.’ Dr. W.A. (Wink) de Boer, bijvoorbeeld, pleit in de Volkskrant van 13 juli 2025 voor minder controle-onderzoeken die zelden tot nooit iets opleveren. Hij propageerde in Medisch Contact van februari 2024 dat: ‘we als zorgprofessionals in the lead komen en dat minder zorg leveren financieel en tuchtrechtelijk wordt beloond in plaats van afgestraft’.

Verantwoord stoppen of minderen
Het is belangrijk dat het besluit om te stoppen met bepaalde diagnostiek of ingrepen verantwoord is. ‘Je koppelt er een zorgevaluatieonderzoek aan; daar is het IJsbreker-project baanbrekend in geweest. Onderzocht werd of het veilig is om de surveillance van patiënten met Barrett (red.: verandering van het slijmvlies van de oesofagus) te verminderen. Eerst stop je met de zorg waarvan je verwacht dat het zinloos is, en dan worden de gevolgen hiervan gemonitord. In veel gevallen kon worden gestopt’, vervolgde Thijs. In het onderzoek zijn drie risicogroepen vastgesteld. Vanaf maart 2025 vervalt de indicatie voor surveillance van laagrisicopatiënten. De matigrisicopatiënten worden met een interval van drie jaren gevolgd. De hoogrisicopatiënten worden verwezen naar een Barrett expertisecentrum. Gegevens van alle patiënten worden vastgelegd in een Barrett-registratie voor zorgevaluatie.
De ijsbreker heeft het ijs gebroken
Thijs en prof. dr. J.J.G. (Jacques) Bergman, MDL-arts in het Amsterdam UMC, zijn initiatiefnemers van de beweging die ambieert zorg, die weinig of geen toegevoegde waarde heeft, te minderen. Hun baanbrekende IJsbreker-project leidde tot een nieuwe richtlijn waarin de standaardsurveillance van Barrett-oesofagus dus niet meer nodig was. ‘Het project heet IJsbreker, omdat het als eerste het concept ging uitvoeren; dus het stoppen van niet bewezen zorg, en het onderzoeken van het effect daarvan. Dat is best wel een gedurfd concept.’ Het initiatief werd samen met programma Zorgevaluatie en Gepast Gebruik (ZE&GG) van het Zorginstituut Nederland (ZIN) uitgevoerd. ‘De lessen die wij hebben geleerd kunnen anderen nu toepassen, dus anderen hoeven niet opnieuw het wiel uit te vinden.’
‘De lessen die wij hebben geleerd
van het IJsbreker-project kunnen
anderen nu toepassen’
Weerstand onderweg
Of iedereen blij was met deze ontwikkeling? ‘Zonder de eerdergenoemde samenwerking met ZE&GG en het ZIN, waarin dus ook verzekeraars, ziekenhuizen en patiëntenverenigingen vertegenwoordigd zijn, was het project niet mogelijk geweest.’ De reactie van collegae? ‘Ze worden heel enthousiast. Er zijn weinig mensen die er iets tegen hebben, dus kennelijk wordt het wel erkend dat we te veel onzinnige dingen doen. Maar er zijn ook geluiden van ‘krimpangst’. Collega’s denken: we gaan dit niet meer doen, dus dan gaat het budget bij ons weg. Maar zoals gezegd: we hebben wachtlijsten, dus je kan makkelijker terugschroeven.’ En wat denken ziekenhuizen over de terugloop van productie? ‘Beleidsmakers in ziekenhuizen zijn over het algemeen content met een reductie van zorg.’ En patiënten(verenigingen)? Zijn zij bang dat iets ernstigs gemist wordt door minder onderzoek te doen? ‘Je merkt juist best vaak dat ze er blij mee zijn. Patiënten zijn veel minder onderzoeks-eager dan wij altijd denken. Mensen die we eerder hadden terugbesteld na vijf jaar moeten we nu bellen en zeggen dat ze volgens de nieuwe richtlijnen niet meer hoeven te komen. Mensen reageren vaak met ‘Oh, mooi’ en doen daarna weer mee aan het bevolkingsonderzoek. Ik schat dat zeker 80% er totaal geen moeite mee heeft. Je probeert steeds duidelijk maken dat wij als MDL-Nederland hierover goed nagedacht hebben en in de nieuwe richtlijn hebben vastgelegd dat het niet meer hoeft. Het is belangrijk om hierover goed te communiceren naar patiënten en natuurlijk ook naar collega’s en andere stakeholders.’ Er is duidelijk informatiemateriaal ontwikkeld (zie:https://www.barrett.nl/voor-patienten/verdere-controles-zijn-niet-nodig) en de nieuwe werkwijze is geborgd in richtlijnen. ‘We kunnen niet zomaar stoppen’
Toepassing binnen de revalidatiegeneeskunde
Thijs stelt voor dat we binnen de wetenschappelijke verenigingen (de werkgroepen en richtlijncommissies) nadenken over welke bewezen niet-zinnige zorg kan worden verminderd of gestopt. ‘Ik ben heel benieuwd welke onderwerpen dat bij jullie zouden kunnen betreffen.’ Stoppen met bepaalde niet-zinnige therapie, of een leeftijdsgrens invoeren, of stoppen met de behandeling van bepaalde diagnosegroepen? Met deze vragen begeef ik mij waarschijnlijk op glad ijs. Menig collega is wellicht geneigd om te vechten voor zijn eigen winkeltje, zijn eigen aandachtsgebied. ‘Begin met de richtlijnen, die vindt iedereen superbelangrijk. Bekijk ze door een less is more-bril en herformuleer ze. Neem expliciet aanbevelingen op die duidelijk maken wat níet meer hoeft. Schrijf dus concreet: “doe dit niet”, in plaats van defensieve formuleringen als “overweeg dit te doen”, want dan gaat iedereen het toch doen. Bij de SKMS-aanvragen wordt hier ook op gelet. En de Federatie Medisch Specialisten gaat er ook mee door.’ De Boer in Medisch Contact februari 2024: ‘Gesteund door aangepaste richtlijnen, is defensieve geneeskunde niet meer aan de orde.’
‘Schrijf in richtlijnen concreet:
‘doe dit niet’, in plaats van
defensieve formuleringen zoals
‘overweeg dit te doen’
Less, maar more van wat?

Toekomst: meer gedurfde stopprojecten
Thijs: ‘We hopen op meer stopprojecten, die wel gecombineerd worden met goede zorgregistratie waar onderzoek aan vast zit. Je kunt natuurlijk elk onderzoek opnieuw organiseren, maar je zou dat ook in een centraal zorgregistratieplatform kunnen onderbrengen. Dit is nu in ontwikkeling voor de MDL, en je zou het breder kunnen trekken in een soort nationale zorgregistratie. Er worden ondertussen 13 andere less is more projecten gesubsidieerd door ZE&GG. Deze projecten hebben allemaal een de-implementatieplan opgesteld en opgenomen in hun richtlijn. Het is niet veel geld per project: een tot anderhalve ton. Dat is niet voldoende om die zorgregistratie op te zetten, maar wel voldoende om het stoppen te financieren, de mensen voor het project bij elkaar te krijgen, de richtlijn aan te passen en de communicatie hierover met patiënten te organiseren. Op 21 september 2025 sloot weer een ronde voor less is more subsidieaanvragen. En vóór december 2026 zullen de bijbehorende richtlijnen zijn aangepast. Sluit de revalidatiegeneeskunde aan met gedurfde stopprojecten?
Gerelateerde artikelen NTR
Complexe problemen vragen niet om expertise maar om vakmanschap
Netwerkzorg als fundament voor passende revalidatie
‘Kiezen iets niet te doen’
Doelmatigheid in de loophulpmiddelenzorg
Gerelateerde artikelen Revalidatie Magazine
eHealth bij Adelante: onlosmakelijk onderdeel van de best mogelijke zorg
Het plannen van complexe zorg? Dat kan eenvoudiger, vinden ze in Groningen
Het ‘state of the (he)art’-revalidatieprogramma van Revant