21 februari 2023

Het is donderdagmiddag. Op mijn programma staat ‘kennismaking en bijpraten met de vakbonden’. Als kind uit een vakbondsgezin kijk ik uit naar dit overleg. Interessant om van gedachten te wisselen over de uitdagingen in de zorg en wat deze betekenen voor onze collega’s. Zeker nu vanuit mijn rol als werkgever.

Zodra ik de ruimte binnenloop, voel ik zes paar ogen op mij gericht. Er hangt een bijzondere sfeer en er volgt een geëmotioneerd gesprek. Allemaal hebben we het welzijn van collega’s tot doel. Toch lukt het ons niet goed om hier vanuit gezamenlijkheid over van gedachten te wisselen. “Alles doen voor mijn collega’s, als het gaat om autonomie, ontwikkeling en werkgeluk”, dat is wat mijn hart roept. Maar mijn hoofd zegt: “Denk eraan, de (financiële) ruimte is beperkt en er moeten keuzes worden gemaakt.” Een inwendige strijd die door de stelligheid bij de gesprekspartners weinig ruimte laat tot herkenning, delen en begrip.

Na het overleg met de vakbonden ga ik snel door naar een gesprek met één van de zorgverzekeraars. Mijn voornemen is om met elkaar het gesprek te voeren over onze visie op zorg, kwaliteit en de gezamenlijke maatschappelijke opdracht om deze betaalbaar te houden. Het mondt al snel uit in een gesprek over percentages, volumes en kortingen. “Ga voor het gezamenlijke belang”, is wat mijn hart roept. Mijn hoofd zegt: “Dit is het onderhandelmoment van volle scherpte en vasthoudendheid.”

Donderdagavond zit ik in de auto terug naar mijn gezin als ik de dag nog eens aan mij voorbij laat glijden. “De maatschappij, dat zijn wij.” Deze slogan stamt uit mijn jongvolwassen tijd en schiet mij te binnen. Al weet ik de context niet meer exact, voor mij staat dit als een paal boven water. In plaats van denken in ‘wij’, verhardt de maatschappij en verliezen we verbinding. De risico’s liggen op de loer van het denken in wij/zij, het maken van keuzes voor de korte termijn en het handelen vanuit wantrouwen. We worden tegenstanders met hetzelfde doel. Kijkend naar de zorg kunnen wij ons dat niet permitteren.

En terwijl de rit mij dichter naar huis brengt vraag ik mij af: ‘Wat kan ik eraan doen om meer te verbinden?’. In het boek ‘Zorg zoekt breekijzer’, van Kees Donkervoort, Peter Langenbach en Mirjam Speelmans, staat geschreven: “De uitdagende transitie in de zorg vraagt om leiders die vanuit een scherpe visie elke dag nieuwe dingen durven doen en in staat zijn hun mensen daarover te begeesteren.” Zij schrijven over het kunnen smeden van sterke verbindingen in de netwerken waar partijen (zowel intern als extern) samenwerken. En de manier waarop je dat doet door bij jezelf te

blijven en het authentieke verhaal te vertellen. Ik realiseer me dat hier eigenlijk ook staat: hoofd en hart verbinden.

En hoe doe ik dat dan? Dit gaat niet alleen om mijn functie en functiebeschrijving. Dit gaat om persoonlijk leiderschap. Zo hebben wij allemaal, ook binnen de zorg, vanuit onze eigen rol/functie de verantwoordelijkheid om ideeën te delen, durven te veranderen en vanuit verbinding gezamenlijk tot oplossingen te komen. Ja er zijn tegenstellingen en uiteenlopende belangen. In het gesprek mag het schuren. Maar bedenk constant: “Dien ik het grotere belang en toon ik respect voor de ander”. En zoals Nelson Mandela in zijn leiderschapslessen aangeeft, wees nederig en verras je ‘tegenstanders’ door in hen te geloven. De ‘wij’ betekent dat we bij onszelf beginnen en persoonlijk leiderschap tonen. De dilemma’s en uitdagingen zijn groot en ik, en u, zullen onze neus nog vaak stoten. Ondertussen parkeer ik mijn auto, loop ons huis binnen en word begroet door mijn gezin. Later aan de eettafel is er geen wij en zij, zijn de gesprekken oprecht en vol vertrouwen. Ik denk nog even terug aan mijn dag en neem mij voor om in mijn ‘tegenstanders’ te blijven geloven. En ik doe dat door, vanuit mijn hart en hoofd, de verbinding te blijven zoeken. Wie doet er met mij mee?  

Auteur

Wouter Vreeman

Wouter Vreeman is bestuurslid bij Revant.

Gerelateerde blogs