13 februari 2024

‘Ik ben lang niet meer zo actief als toen ik hier revalideerde’, vertelt meneer K. mij in de gang van ons revalidatiecentrum. Het is nu drie maanden na het stoppen van zijn poliklinische revalidatie, nadat hij klinisch was opgenomen vanwege een beroerte. Samen met zijn vrouw komt hij net van onze nazorgverpleegkundige. Ik vind het leuk hen even te zien en bij te praten.

Langzaamaan heeft hij zijn hobby weer op kunnen pakken: zijn parkieten in zijn volière in de tuin. Ook zit hij weer regelmatig achter de computer. Er lukken weer wat huishoudelijke klussen; hij stofzuigt bijvoorbeeld één keer in de week de hele huiskamer. En hij maakt iedere ochtend een ontbijt voor zijn vrouw. Gelukkig gaan ze nu regelmatig weer eens samen bij iemand langs en ook zien ze de kleinkinderen weer wat vaker.

Toch mist hij nog steeds zijn actieve leven zoals tijdens zijn klinische revalidatie het geval was. In het revalidatiecentrum zwom hij bijna elke ochtend en fietste hij op de hometrainer in de fysio-zaal of op de gang op de klinische afdeling. Elke dag om half tien was er de ‘frisse neuzen groep’ (= wandelen met of zonder rolstoel, in de buurt, onder begeleiding van een aantal therapeuten), hij trainde zelf zijn balans in de loopbrug tegenover zijn kamer en ga zo maar door. Dit alles deed hij naast de geplande therapieën; waar hij na een aantal weken zelf naar toe rolde en later met de rollator heen liep. Zelfs toen hij nog niet op de been was, waren er voor hem zoveel mogelijkheden om te bewegen en zichzelf uit te (laten) dagen.

Eenmaal thuis was die vanzelfsprekendheid van het ‘actief zijn’ helemaal verdwenen. Hij zat ineens veel meer. Sowieso waren de afstanden naar keuken of naar de wc niet te vergelijken met de afstanden die hij dagelijks in het revalidatiecentrum aflegde. Nu snapt hij waar ik het over had toen we samen overlegden over een beweegplan voor na de revalidatie.

Wat hem daarnaast nog tegenvalt is dat hij het heel gauw te druk vindt om zich heen. Als er bezoek is, kan hij de gesprekken niet volgen en haakt hij snel af. In de supermarkt kan hij zich helemaal niet concentreren op wat hij moet hebben. Het ergste is nog dat hij niet zomaar op de fiets het verkeer in kan. Het fietsen zelf lukt wel, maar alles wat er om hem heen gebeurt is te veel. Hij voelt zich onzeker, met name omdat hij het niet kan overzien. Zelfs bij wandelen in een wat drukkere straat voelt hij dat hij niet snel genoeg kan reageren.

Het kost tijd om je eigen leven weer op te pakken en eigenlijk kan dat proces pas echt beginnen ná de revalidatie.

In het revalidatiecentrum had hij alles zo lekker onder controle, hij zag zijn toekomst weer helemaal voor zich; nu voelt hij zich toch niet in staat om zijn leven echt op te pakken.

Samen met de nazorgverpleegkundige hebben ze zojuist alles besproken. Zij gaf aan dat we dit vaak terug horen van revalidanten en hun naasten. Het kost tijd om je eigen leven weer op te pakken en eigenlijk kan dat proces pas echt beginnen ná de revalidatie.

Ondanks dat proberen we tijdens de revalidatie revalidant en naaste voor te bereiden op wat er hen na de revalidatie kan staan te wachten. Vaak biedt een poliklinisch revalidatietraject hierin al uitkomst. Twee of drie dagen in de week in het revalidatiecentrum voor verdere training en om ruggenspraak te hebben over wat er thuis goed lukt en wat er tegenvalt.

Wat we ook van revalidanten horen is dat ze in het revalidatiecentrum aan het einde van hun revalidatieproces tot één van de besten behoorden. Ze konden anderen op sleeptouw nemen en redden zich goed op alle vlakken. Thuis, in eigen omgeving, is dat ineens heel anders. Ze kunnen nog lang niet wat ze deden voordat ze de beroerte hebben doorgemaakt. Voor veel mensen is dat heel confronterend.

Laatst gaf een revalidant mij als treffend voorbeeld: ‘Vroeger liep ik met mijn vrouw regelmatig even een ommetje, na het eten of voor het slapen gaan. Nu kan zo’n spontane wandeling helemaal niet meer; ik loop veel te langzaam en moet me totaal focussen, dus een gezellig gesprekje is er dan ook niet meer bij.’ Duidelijk moet zijn dat de revalidatie verder gaat na het ontslag uit klinische en poliklinische revalidatie. Het is goed om nog terug te kunnen vallen op het revalidatiecentrum in die periode. Bijvoorbeeld door een nazorgverpleegkundige in te zetten of met een ander contactpersoon te werken.

Zelf denk ik wel eens aan het instellen van een korte periode ‘vrij’  tussen klinische opname en poliklinische revalidatie. Na bijvoorbeeld zes weken start dan de revalidatie vanuit huis. De revalidant, en waarschijnlijk ook zijn naaste(n), zijn dan allerlei zaken tegengekomen die ze tijdens het revalideren in de instelling nog niet opgemerkt hadden.

Als ze dan terug komen zijn de lichtpuntjes die ze hebben ervaren hun kracht en kunnen ze doelen opstellen aan de hand van wat er nog niet lukte. Of hoe sommige mensen het benoemen: ‘Ik viel in een zwart gat toen ik net thuis was na de klinische revalidatie.’

Zo kan het revalidatieteam dan juist weer beter aansluiten bij het leven van die revalidant; en daar gaat het om!

Auteur

Eugénie Brinkhof

Eugénie Brinkhof is fysiotherapeut en knowledge broker bij De Hoogstraat Revalidatie in Utrecht, en docent neurorevalidatie bij het NPi (Nederlands…

Gerelateerde blogs