Het interieur van een roller is gemakkelijk te herkennen. Overal zitten butsen krassen, deuken en kale plekken. Bij het mijne wel in elk geval. Kozijnen zijn kaal, deuren beschadigd, wc-potten bekrast en meubilair ingedeukt. Aan mijn voordeur kunt u aan de kale plekken zien waar ik hem altijd vastgrijp. En dat geldt ook voor onze binnendeuren, de keukendeurtjes waar ik bij kan, en onze hond.
Maar er zijn ook andere signalen om mijn rollershuis als zodanig te kunnen herkennen, nog los van een keuken met veel te weinig onderkasten en hier en daar een beugel in sanitaire ruimtes voor mijn grijpgrage handjes.
Zo is er bijvoorbeeld een wand in mijn werkkamertje waarvan de bovenste tien centimeter nooit geschilderd zijn. Daar kon ik niet bij met mijn aan een stok geducttapete kwast.
Rollershuizen hebben doorgaans ook gladde krasvaste vloeren (vol bandensporen als het heeft geregend), laaghangende thermostaten en in verhouding veel te weinig meubilair in het kader van de draaicirkel. Uw kopje koffie staat minstens een meter van het bankstel als u bij mij op visite bent.
Nee, het wordt er allemaal niet fraaier op hoor, als je in een rollershuis moet wonen. Voor mij is dat niet zo erg, het is tenslotte mijn eigen schuld allemaal. Maar ik heb ook nog een gezin! En die willen veel liever in een grote-mensen-huis wonen. Met dingen die lekker hoog staan, een tapijt waar je tot je knieën in wegzakt en een lekkere knusse poef voor de leukigheid. Oranje voor mijn part!
Die poef die hebben we trouwens wél, moet ik eerlijk zeggen, maar die is zo licht dat ik hem met gemak door de kamer kan curlingen als-ie in de weg staat. En dat doe ik dan ook veelvuldig. Pokkepoef!
Kortom, als ik u was zou ik er niet gaan wonen. In een rollershuis. Behalve als u roller bent, dan is het best wel handig.
BURUGO
BURUGO schrijft relativerende columns over het leven met een dwarslaesie. Volg hem ook op facebook.