Revalidatiearts als spil in ketenzorg
Na een beroerte is het belangrijk om snel te starten met revalideren. Essentieel is dat de patiënt op ieder moment van het behandeltraject de juiste zorg op de juiste plek krijgt. Om dat te bereiken werken revalidatieartsen en specialisten ouderengeneeskunde steeds vaker met elkaar samen. Wellicht dat dit ooit leidt tot integratie van de CVA-zorg.
Er bestaat een duidelijk verschil tussen geriatrische revalidatiezorg (GRZ) en medisch specialistische revalidatie (MSR) na een CVA. Sven Schiemanck, revalidatiearts in het LUMC en voorzitter van de werkgroep CVA Nederland: ‘De geriatrische revalidatiezorg behandelt de minder belastbare patiënt met co-morbiditeit, met dus vaak meerdere medische problemen. De medisch specialistische revalidatie is voor mensen die een intensiever revalidatieprogramma aankunnen of revalidatiebehandeling nodig hebben die de verpleeghuizen niet kunnen bieden. Denk daarbij aan aanvullende behandeling van spasticiteit, cognitieve revalidatie, arbeidsrevalidatie en orthesiologie. Daarnaast heeft de medisch specialistische revalidatie bijvoorbeeld aanvullende diagnostische mogelijkheden zoals de gangbeeldanalyse.’
Hertriage
De keuze voor het één of het ander – de triage – is voor een patiënt van groot belang. Bepalend bij zo’n triage is volgens Schiemanck de herstelmogelijkheid van functioneren. Vooral op basis van de functionele prognose moet een keuze worden gemaakt tussen intensieve of minder intensieve revalidatie. Belastbaarheid, trainbaarheid en motivatie van de patiënt spelen daarbij ook een rol. Omdat CVA-patiënten steeds korter in het ziekenhuis verblijven, lukt het niet altijd om in zo’n vroeg stadium de juiste beslissing te nemen. Schiemanck vindt daarom dat iedere patiënt de kans moet krijgen op een hertriage, een aanbeveling die ook in de Zorgstandaard CVA van het Kennisnetwerk CVA Nederland staat beschreven. ‘Dan kun je de situatie opnieuw bekijken en beoordelen in welke mate iemand is hersteld. Zo kan het zijn dat een patiënt in het begin nauwelijks belastbaar was en daarom in een verpleeghuis werd opgenomen. Blijkt enige tijd later dat die persoon is vooruitgegaan en intensievere revalidatie aan kan of revalidatiedoelen heeft die beter in het revalidatiecentrum kunnen worden bereikt, dan is een intensievere of specialistische aanpak in een revalidatiecentrum gewenst.’
Gezamenlijk besluit
Nauwe samenwerking tussen revalidatieartsen en specialisten ouderengeneeskunde is onontbeerlijk om de juiste zorg te kunnen bieden, benadrukt Schiemanck. Hoewel dit per locatie in het land verschilt, weet hij dat dit steeds vaker gebeurt. Als voorbeeld van waar die samenwerking ver is doorgevoerd, noemt hij Adelante in Hoensbroek. Dit revalidatiecentrum heeft in zijn eigen gebouw samen met Cicero Revalidatie- en Herstelzorg sinds 2012 een stepped-care-unit voor CVA-patiënten. Revalidatiearts Martine Moennekens en specialist ouderengeneeskunde Myra Vonken, beiden werkzaam op deze unit met veertig bedden, leggen uit dat alle patiënten initieel worden opgenomen onder verantwoordelijkheid van de specialist ouderengeneeskunde. Na circa een week diagnostisch behandelen volgt een multidisciplinair overleg om gezamenlijk te besluiten welke behandelstrategie het beste zal aansluiten bij de patiënt: een GRZ- of MSR-programma of een mix van beide, het zogenaamde GRZ-plus-programma. Moennekens: ‘De patiënt krijgt op het juiste moment de juiste therapie in de juiste dosering, passend bij zijn mogelijkheden en zijn vraag. Iemand van vijftig jaar die alleen maar achter de geraniums zit, heeft misschien minder therapie nodig dan een 72-jarige die altijd de boodschappen voor de buurvrouw doet en regelmatig op de kleinkinderen past.’
Geïntegreerde revalidatie
De twee GRZ-programma’s vallen onder de specialist ouderengeneeskunde en het MSR-programma valt onder de revalidatiearts, waarbij over en weer consultaties verleend kunnen worden. Vonken merkt op dat sinds de start van de stepped-care-unit de gemiddelde leeftijd van MSR-patiënten is gestegen en die van de GRZ-patiënten juist is gedaald. ‘Er zijn best veel ouderen met weinig co-morbiditeit en hoge participatiedoelen, en ook zien we steeds meer jongere mensen met juist veel co-morbiditeit. Raakt hun medische problematiek op de achtergrond en zijn ze voldoende belastbaar, dan neemt de revalidatiearts het stokje over om te werken aan hun participatiedoelen. Maar andersom is ook mogelijk: dat iemand tijdens de MSR-revalidatie ineens gezondheidsproblemen krijgt en dan toch beter af is met een GRZ-programma onder leiding van een specialist ouderengeneeskunde. Flexibiliteit ten behoeve van de patiënt dus.’ Moennekens, Vonken en ook Schiemanck vinden uit dat oogpunt dat de labels GRZ en MSR eigenlijk zouden moeten verdwijnen. Hun ideaal is geïntegreerde revalidatie voor alle CVA-patiënten. Schiemanck: ‘Mijn droom is een centrum met boven de deur het bord: iedereen is welkom. De revalidatiearts en specialist ouderengeneeskunde bekijken samen welke behandeling de patiënt op elk moment nodig heeft. Triages en hertriages zijn dan niet meer nodig.’