De Inspectie voor de Gezondheidszorg start een landelijke bezoekronde bij centra voor klinische revalidatie. Zij kunnen dus een inspecteur verwachten.
‘We willen als inspectie graag weten wat de stand van zaken is in de klinische revalidatiesector’, vertelt Els van der Wilden, programmadirecteur Specialistisch-Somatische Zorg. Niet dat de inspectie problemen verwacht, benadrukt zij. ‘Integendeel, ik hoop aangenaam verrast te worden.’
De Inspectie voor de Gezondheidszorg reageert op meldingen over veiligheidsproblemen in de zorg, en onderzoekt dan wat er aan de hand is. Naast dit reactieve toezicht gaat de inspectie structureel bij instellingen langs voor controle. Tot voor kort beperkte het toezicht op de klinische revalidatie zich tot de eerste categorie, maar daar komt nu dus verandering in.
Risico’s
Revalidatieklinieken moeten aan de landelijk geldende kwaliteits- en veiligheidsnormen voldoen. Om te beginnen de beleidskaders van het ministerie van VWS: de instelling moet binnen zijn ‘verantwoordingsdomein’ blijven.
‘Wanneer we bijvoorbeeld in een revalidatieinstelling een operatiekamer zouden aantreffen, zouden we onze wenkbrauwen optrekken.’ Daarnaast stelt het werkveld zelf normen op, en vertaalt deze naar richtlijnen. ‘Die normen en richtlijnen gaan over allerlei zaken die met patiëntveiligheid te maken hebben, zoals behandeling en medicatie. Wij toetsen in principe niet inhoudelijk, maar kijken wel naar de vraag of er voor zo’n richtlijn een protocol is, en hoe dat op de werkvloer wordt gebruikt. Wáár we precies op toetsen, blijft nog even geheim. Maar we hebben dit bepaald in goed overleg met Revalidatie Nederland en de Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen. Zij hebben meegedacht over de vraag waar de grootste mogelijke risico’s zitten.’ Van der Wilden kan wel íets over de inhoud van de toetsing zeggen. ‘We gaan zeker kijken naar de dossiervoering en het kwaliteitssysteem. En, meer specifiek, naar het veiligheidsmanagementssysteem. Ook onderwerpen als infectie-preventie en incidentenregistratie horen daarbij, of het veilig omgaan met apparaten.’
Aan de slag
De toetsing vindt plaats tijdens vooraf aangekondigde inspectiebezoeken, die een kleine dag kunnen duren. Bij die bezoeken spreken inspecteurs met bestuurders, met zorgverleners en met de cliëntenraad. De bezoeken bevatten een onaangekondigd element, zoals een onderzoek naar de vraag hoe de klachtenprocedure is geregeld of een bezoek aan een bepaalde afdeling. ‘Ook daar kijken we op systeemniveau. Zo kunnen we vragen welk zorgpad een patiënt met een bepaalde aandoening volgt, en hoe dat terug te vinden is in een dossier. Een instelling biedt op papier een bepaalde behandeling aan: hoe toon je aan dat je dat ook daadwerkelijk doet?’
In maart wordt begonnen met een pilot-bezoek aan een revalidatiekliniek, vertelt Van der Wilden, en mogelijk volgt een tweede pilotbezoek. ‘Daarin bekijken we of ons toetsingsinstrument de informatie levert die we nodig hebben. Daarna bezoeken we de andere instellingen; in principe moeten we daarmee in juni klaar zijn.’ Met de bezoeken wil de inspectie bijdragen aan een verbeteringsproces. ‘Wij willen net als de instellingen zelf een bijdrage leveren aan veilige en verantwoorde zorg, waarbij continu gewerkt wordt aan kwaliteitsverbetering.’
Na het inspectiebezoek krijgt elke instelling een rapport. Mochten er tekortkomingen zijn gesignaleerd, dan krijgt de instelling de opdracht die binnen een bepaalde periode op te lossen. Daarnaast komt er aan het eind van de inspectieronde een overkoepelend rapport dat aan de minister wordt aangeboden. Dat zal waarschijnlijk in 2016 zijn. Samen met dat overkoepelende rapport publiceert de inspectie ook het uiteindelijke toetsingsinstrument.