Grenzeloos leren: aios Down Under
Junior VRA
Het was tijdens de verdiepingsstage bij de kinderrevalidatie in het Amsterdam UMC dat de wegen van Anke en mij elkaar kruisten. Waar ik het al avontuurlijk vond om vanuit Groningen naar de andere kant van het land te gaan, had Anke haar horizon nog verder verlegd door een deel van haar opleiding in Australië te volgen. Haar internationale ervaring was de aanleiding voor ons gesprek.
Auteurs
DRS. M.A. (MAAIKE) HULSHOF
Aios revalidatiegeneeskunde OOR-NO, UMC Groningen
DRS. A. (ANKE) PONS
Aios revalidatiegeneeskunde OOR-NW, Amsterdam UMC, Amsterdam
Foto:
ANKE PONS

Anke Pons
- Anke Pons is sinds 2020 aios revalidatiegeneeskunde in OOR Noordwest Nederland.
- Ze vertrok voor drie maanden naar Australië voor een verdiepingsstage binnen de kinderrevalidatie.
- Naast werk vindt ze het leuk om sportief bezig te zijn en is zij druk met twee jonge kids.
Wat motiveerde je om voor een stage in het buitenland te kiezen?
‘Ik had al eerder in het buitenland gewoond, maar had daar nog niet als arts gewerkt. Dit wilde ik wel altijd nog graag een keer doen, omdat ik ervan overtuigd was dat werken binnen een ander gezondheidssysteem en in een andere cultuur erg leerzaam zou zijn. Het leek mij een waardevolle toevoeging aan de opleiding en aan het arts-zijn in het algemeen, dus besloot ik een deel van mijn verdieping in het buitenland te doen.’
Waarom viel je keuze op Australië?
‘Dat waren meerdere redenen. Ik wilde graag in een Engelstalig land werken om volledig mee te kunnen draaien in de zorg. Daarnaast vond ik het belangrijk dat de revalidatiezorg goed georganiseerd was, zodat het ook echt een toevoeging aan mijn opleiding zou zijn. Ten slotte had ik al eerder in Australië gewoond en hier een fantastische tijd gehad, dus de combinatie van dit alles maakte de keuze makkelijk.’
Hoe heb je het praktisch aangepakt om de verdiepingsstage in het buitenland te realiseren en wat zijn tips voor collega’s met dezelfde plannen?
‘Vooral op tijd beginnen! Die tip had ik al van anderen gekregen. Ik had de contactgegevens van een Nederlandse kinderrevalidatiearts die in Sydney werkt, en ik heb contact met haar opgenomen. Ze reageerde direct erg enthousiast en heeft mij vanaf het begin met alles geholpen bij wat nodig was om de stage te realiseren.
Voor de administratieve rompslomp moet je echt ruim de tijd nemen. Ik ben anderhalf jaar van tevoren begonnen. Er zijn ontzettend veel formulieren die je moet invullen en documenten die je in Nederland moet opvragen voor de registratie als arts in Australië. Daarnaast moet het stageplan goedgekeurd worden door je eigen opleiding en vervolgens door de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS). Zoals bij elke verdiepingsstage moet je omschrijven hoe je stage eruit gaat zien, leerdoelen opstellen, aangeven hoe je die wilt bereiken en evalueren.’
‘De rol van de revalidatiearts
door de geografie vaak meer
consultatief dan behandelend’
Wat waren volgens jou de grootste verschillen tussen de kinderrevalidatie daar vergeleken met hier?
‘De geografie van Australië heeft veel invloed op hoe de zorg is ingericht, waardoor deze wat dat betreft niet goed te vergelijken is met Nederland. De afdeling kinderrevalidatie in Sydney bedient een enorm gebied, tot wel acht uur rijden. De rol van de revalidatiearts is daardoor vaak meer consultatief dan behandelend en veel kinderen worden bijvoorbeeld maar eens in het jaar gezien. De betrokkenen in de woonomgeving, zoals therapeuten en instrumentmakers, ontvangen vervolgens het advies vanuit het team. Er wordt gekeken naar wat mogelijk is in de omgeving van de patiënt en vooral in de meer rurale gebieden moet je echt zoeken naar wat haalbaar is.
De afspraken zijn zo ingericht dat de kinderen gezien worden door de revalidatiearts samen met de relevante therapeuten van het team, om de afspraak zo efficiënt mogelijk te maken. Die therapeuten hebben vaak al contact gehad met de eerstelijnstherapeuten, die hun verslagen of vragen vooraf aanleveren. Na het consult kan er dan gemakkelijk gericht advies worden gegeven aan alle betrokkenen in de omgeving.’
Welke culturele verschillen met Nederland vielen je het meest op?
‘Het meest opvallende verschil vond ik de manier waarop patiënten en artsen met elkaar omgaan. Het contact is erg laagdrempelig en informeel. Om een voorbeeld te geven, vroeg een vader van een patiënt na een weekendje weg aan mij: ‘Hey Doc, how was your trip to the Blueys?’. De communicatie gaat op deze manier meer van mens tot mens, in plaats van alleen van dokter tot patiënt, wat ik erg leuk vond.
Zie jij voordelen in de manier waarop de zorg daar is georganiseerd ten opzichte van Nederland?
‘Zoals gezegd is het lastig om echt te vergelijken, maar één van de dingen die ik meeneem, is de manier waarop de multidisciplinaire spreekuren zijn georganiseerd. In Australië zien therapeuten en artsen een patiënt gedurende een uur gezamenlijk, waardoor iedereen vanuit zijn eigen expertise bijdraagt aan een volledig beeld. Je weet goed van elkaar wat iedereen doet en maakt gebruik van elkaars deskundigheid in dezelfde ruimte. In dat ene uur kun je veel observeren en alles direct met elkaar bespreken, wat erg efficiënt werkt. In Nederland valt er voor bepaalde diagnosegroepen mogelijk meer uit een multidisciplinair consult te halen wanneer er samen naar een patiënt wordt gekeken.
Ook zijn er een aantal netwerken voor verschillende diagnosegroepen erg goed georganiseerd, zoals voor cerebrale parese (CP) en dwarslaesie. Deze netwerken waarborgen dat er voor elke patiënt de juiste kennis op de juiste plek georganiseerd wordt (voor zover mogelijk). Ik denk dat Nederland hier nog verder in zou kunnen ontwikkelen.’
‘De spreekuren zijn efficiënt;
met de arts en de therapeuten
gezamenlijk, waardoor iedereen
vanuit zijn eigen expertise bijdraagt
aan een volledig beeld’
Waarin kan de Australische zorg leren van Nederland?
‘Wat mij vooral is opgevallen, is welke invloed de manier van financieren kan hebben op de kwaliteit van zorg. In Australië is vrij recent een nieuw vergoedingssysteem ingevoerd, waarbij er voor kinderen met een langdurige beperking een budget wordt vastgesteld waaruit alles betaald wordt. Zonder hier al te diep op in te gaan, heb ik wel gezien dat dit zowel de kwaliteit van therapieën als hulpmiddelen (ortheses) negatief kan beïnvloeden. Hoewel de financiering in Nederland misschien wel erg ingewikkeld is, denk ik toch dat het bij ons beter gereguleerd is om kwaliteit te waarborgen.’
Wat heb je geleerd tijdens deze bijzondere stageperiode?
‘Omdat het ziekenhuis zo’n groot gebied van zorg voorziet, zijn de aantallen patiënten per diagnosegroep een stuk hoger dan in een Nederlands ziekenhuis. Hierdoor heb ik in een korte tijd veel kinderen kunnen zien met bepaalde diagnoses (zoals spina bifida, dwarslaesie, niet-aangeboren hersenletsel (NAH) en reductiedefecten). Deze exposure is zeer waardevol geweest voor mijn klinische blik, als ook voor mijn kennis van diagnosespecifieke aandachtspunten (per leeftijdscategorie, risico’s/complicaties, behandelopties). Daarnaast heb ik daar geleerd om spieren in beeld te brengen met behulp van een echo en daarbij botuline-toxine-injecties toe te dienen, want dat heb ik daar veel mogen doen.’
Zou je een stage in het buitenland ook aanbevelen aan andere aiossen?
‘Zeker! Het is enorm waardevol om te werken in een ander gezondheidssysteem en andere cultuur. Je blik op de geneeskunde, en op de revalidatiegeneeskunde in het bijzonder, wordt daardoor veel breder. Het is leerzaam om te beseffen welke factoren allemaal van invloed zijn op hoe de zorg is georganiseerd en welk effect dat heeft. Bovendien is het natuurlijk een hele mooie ervaring om op een nieuwe plek te komen met je Nederlandse kennis, en om het gesprek aan te gaan met collega-artsen daar.’
Heb je nog tips voor aiossen die door jouw verhaal overwegen om zelf een buitenlandstage te doen?
‘Ik zou tegen iedereen zeggen: doen! Zoek een plek die bij jou past en begin op tijd. Het is natuurlijk belangrijk om medisch-inhoudelijke leerdoelen te hebben, maar kijk vooral ook naar wat je kunt leren van het werken binnen een ander gezondheidssysteem door het grotere geheel in ogenschouw te nemen.’
Tot slot: hoe zie je jouw ideale professionele toekomst voor je?
‘Binnen de kinderrevalidatie in Nederland. Op dit moment is het niet het plan om mijn carrière in het buitenland voort te zetten, maar zeg nooit nooit. Het lijkt me nog steeds erg leuk om op een dag opnieuw in het buitenland aan de slag te gaan, maar waarschijnlijk dan in een land waar ik nog niet eerder heb gewoond of gewerkt.’

Gerelateerde artikelen NTR
Interview met aios Anke Pons over haar verdiepingsstage in Australië
Revalidatie kan wereldwijd 2,5 miljard mensen baten
Silver linings van een pandemie – een Australische ervaring
Werkweek van de revalidatiearts in Suriname
Gerelateerde artikelen Revalidatie Magazine
Niemand rent harder dan de stralende framerunner Sterre (12)
Jong geleerd is oud gedaan: de Groei-wijzer in de Kinderrevalidatie
Rotterdams Onderwijs- en Revalidatiecentrum stuurt aan op trots: ‘Ik doe gewoon mee’