Opinie-artikel
De revalidatiesector staat onder druk en zit in het verkeerde frame. We moeten hier snel uit zien te
komen en (nog) meer dan ooit de blik naar buiten richten. Dit kan pas echt vorm krijgen als we durven erkennen dat je alleen wellicht sneller gaat, maar samen verder gaat komen. De inzet is hoog: als we dit onderschatten, kunnen we zomaar de V&D van de zorg worden.
Auteur
DRS. P.G. (PETER) VISCH
Raad van Bestuur Revalidatie Friesland
De laatste jaren worden we als sector vaker en ingrijpender geconfronteerd met ontwikkelingen, die de positie van de medisch specialistische revalidatie (MSR) aantasten. We worden nadrukkelijk uitgedaagd om onze toegevoegde waarde beter aan te tonen. Tegelijk worden we geconfronteerd met forse problemen die buiten onze invloedssfeer liggen, zoals COVID-19, stijgende kosten, inflatie en krapte op de arbeidsmarkt. Onze kosten stijgen en daarbij hebben de zorgverzekeraars in ons zorg-systeem de taak om ervoor te zorgen dat de kosten beheersbaar blijven. Pogingen om oplopende kosten te beteugelen verlopen vooral via de standpunten van het Zorginstituut Nederland (ZIN), die zich (helaas) niet concreet richten op preventie, maar vooral op de omvang van het verzekeringspakket. De uitkomsten zien we terug in termen als: ‘bewezen effectieve zorg’ en ‘bewezen niet-effectieve zorg’. Dat klinkt concreet, maar is het verre van.
We zitten in het verkeerde frame
Het begrip ‘bewezen effectieve zorg’ wordt steeds vaker ingezet als een frame en daar hebben wij het moeilijk mee. We maken met onze sector deel uit van een politiek krachtenveld en – of je nu wilt of niet – daarbij is framing een belangrijk onderdeel. We zijn met elkaar nog niet in staat om dit de goede richting op te krijgen. Dat is opvallend, omdat bijvoorbeeld al in 2017 de Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving (RVS) een duidelijk rapport uitbracht over, in feite, de voorganger van bewezen effectieve zorg: evidence-based practice. De RVS stelt dat evidence-based practice als basis voor goede zorg een illusie is en het accent in de zorg te veel is komen te liggen op externe verantwoording, transparantie, standaardisatie en controle.1 Het enkel en alleen blijven kiezen voor een evidence-based benadering is een onterechte simplificatie van wat goede zorg is. Desondanks blijven veel partijen (waaronder zorgverzekeraars) hier krampachtig aan vasthouden. Evidence based zou juist value based moeten worden, dus het belang van de patiënt leidend laten zijn. Ook in het NTR is hier al eerder aandacht aan besteed.
‘De noodzaak om uit het verkeerde frame
te komen wordt versterkt door
het Integraal Zorgakkoord,
waarin wordt voorgesorteerd
op krimp van de zorg’
De noodzaak om uit het verkeerde frame te komen wordt fors versterkt door het Integraal Zorgakkoord (IZA), waarin wordt voorgesorteerd op krimp van de zorg. Los van de toenemende vraag of je als zorgorganisatie nog aan de zorgvraag kan blijven voldoen vanwege toenemende krapte op de arbeidsmarkt, wordt ook actief ingezet op krimp van de curatieve zorg (waaronder de MSR). De beoordeling van wat wel of niet bewezen effectief is, gaat een nog grotere rol spelen. Iedereen die nu denkt dat de discussie over de effectiviteit van chronische pijn in de MSR voorbij is vanwege het rapport van het ZIN, is naïef. Het spel is nog maar net op de wagen en de discussie zal alleen maar harder worden gevoerd vanuit zorgverzekeraars en ministerie.
Revalidatiezorg moet niet de V&D van de zorg gaan worden
De essentie van revalidatiezorg is dat je als patiënt uiteindelijk weer zo goed mogelijk kan meedoen, thuis, in je werk, in de samenleving. Daar wordt in onze sector iedere dag met hart en ziel aan gewerkt en dat levert jaar na jaar goede resultaten op en in ieder geval zeer hoge waarderingen van onze patiënten. Desondanks blijft de vraag steeds terugkomen om ons meer te bewijzen. Het is tijd om zelf ook beter in de spiegel te kijken en te focussen op hoe wij weer beter grip krijgen op onze positie.
Binnen Revalidatie Friesland is enkele jaren geleden een metafoor gebruikt om de situatie te duiden in de vorm van de op- en neergang van het bekende warenhuis V&D. Een tikkeltje deftige winkel met een uitstekend aanbod van eveneens uitstekende kwaliteit. Zo’n winkel zou nooit gaan verdwijnen. Althans, dat dachten de bestuurders en medewerkers. En toch gebeurde het ondenkbare en ging V&D failliet. Vooral omdat men te laat doorhad dat de omgeving iets anders wilde.
We moeten ons binnen onze sector meer bewust zijn van de agenda van partijen om ons heen en veel steviger een eigen verhaal neerzetten (en dit ook framen!). Tenslotte zijn wij netwerkers bij uitstek en daar kunnen we veel meer uithalen dan we tot nu toe doen.
‘We moeten ons binnen onze
sector meer bewust zijn van de
agenda van partijen om ons heen
en veel steviger een eigen
verhaal neerzetten’
Samen zijn we sterker dan we denken
Wat helpt is goed te blijven kijken naar het uiteindelijke strategische doel: een zo sterk mogelijk kennis- en behandelcentrum van MSR in je eigen regio worden en blijven met een kwantitatief en kwalitatief sterke groep revalidatieartsen. We zijn als leden van Revalidatie Nederland unieke organisaties/afdelingen in onze eigen regio’s en vanuit onze strategische doelstelling moeten we heel concreet invulling gaan geven aan verdere, concrete, samenwerking.
De start ligt in het meer gericht en intensief gaan samenwerken met collega-centra en -afdelingen elders in het land. Je hebt landelijk je collega’s nodig om elkaar beter te maken en steeds beter te worden, waardoor je in je eigen regio een steeds sterkere positie kan verwerven.
De perifere revalidatiecentra en revalidatieafdelingen van algemene ziekenhuizen zullen daarbij een iets ander doel hebben dan (meer) academische afdelingen en centra. Deze laatste groep kan zich meer toespitsen op de inhoudelijke onderbouwing en ontwikkeling van MSR en zich daarmee binnen het (academische) ziekenhuis sterker profileren. Dit zijn aantrekkelijke werkplekken voor revalidatieartsen, die meer affiniteit hebben met onderzoek en ontwikkeling binnen de MSR. De perifere centra gaan zich met behulp van deze ontwikkelingen verder verbreden in de keten als brede revalidatiespecialisten. Dit zijn weer aantrekkelijke werkplekken voor revalidatieartsen, die graag naast de MSR openstaan voor samenwerking met andere specialisten (waaronder de Specialist Ouderenzorg) en nieuwe behandelingen die net buiten de MSR vallen. In beide varianten ontstaat daarmee een nog sterkere positie van de revalidatiearts als medisch specialist, die beschikt over een unieke kennis van revalideren. De revalidatiearts blijft uiteraard in de eigen MSR-organisatie aan kennisontwikkeling doen en het behandelteam aansturen, maar in de perifere centra tegelijk ook de netwerkpositie en consultfunctie van de revalidatiearts bij vraagstukken buiten de MSR in de regio verder uitbouwen. Daar ligt nog een grote vraag, zeker in de geriatrische revalidatiezorg (GRZ) en de eerste-/anderhalvelijnszorg.
‘Het is hoog tijd om de
regie terug te pakken en aan
de slag te gaan met het
versterken van ons profiel’
De strategische keuzes die bestuurders momenteel maken, zijn zeer bepalend voor hoe revalidatieartsen hun werk kunnen blijven doen. Dit vraagt om pro-actief en strategisch meedenken en medeverantwoordelijkheid nemen. Je kan als medische staf niet meer blijven wachten op een adviesvraag van de Raad van Bestuur, want dan ben je te laat: de toekomst maak je samen.
Kortom: het is dus hoog tijd om de regie terug te pakken en aan de slag te gaan met het versterken van ons profiel. We moeten concreter maken wat dit betekent voor de patiënt, de zorg-verzekeraar en onszelf als revalidatiecentrum of -afdeling.
De patiënt moet kunnen vertrouwen op goede zorg
De patiënt wil allereerst toegankelijkheid van zorg en kwaliteit. Dus niet lang hoeven wachten na verwijzing en er vervolgens op kunnen vertrouwen dat de behandeling van goede kwaliteit is. Daar hebben we het nodige werk te doen met elkaar. Er is vaak nog sprake van te lange toegangstijden en er is al helemaal geen zekerheid dat je als patiënt uit Leeuwarden dezelfde behandeling krijgt als een patiënt met dezelfde diagnose uit Den Haag of uit Maastricht. Sterker nog: zelfs binnen een eigen revalidatiecentrum met meerdere locaties kan die zekerheid al niet worden gegeven. Uiteraard zal Revalidatie Impact hier een belangrijk deel van de oplossing in gaan geven, maar ondertussen moeten we allemaal intern de discussie van onderlinge variatie steviger voeren. Het is echt cruciaal dat we dit heel veel sneller met elkaar gaan oplossen.
We moeten onszelf beter gaan verkopen
Een andere partij in dit systeem zijn de zorgverzekeraars, die zich richten op betaalbaarheid. Ook hier kunnen wij onszelf als revalidatiesector beter profileren en veel meer gezamenlijk optrekken bij het maken van eenduidiger afspraken over betaalbaarheid en over kwaliteit van zorg. En ja, dan komt opnieuw de opgave aan de orde dat we landelijk meer vergelijkbare behandelingen dienen te bieden. Ik realiseer mij heel goed dat dit lastig is, omdat de revalidatiegeneeskunde niet altijd even ‘exact’ is. Toch zullen we hier in moeten opschuiven en een heldere propositie formuleren. We moeten onszelf beter verkopen en uit het frame van evidence based stappen in de richting van value based. Op het moment dat je goed kan beschrijven wat je verkoopt en wat de kwaliteit is, kan je ook beter onderhandelen over je prijzen. Het is wellicht geen prettig idee om te denken in termen van product, verkoop en prijzen, maar het is wel de realiteit. De revalidatiearts is onmisbaar in dit proces en wordt uitgedaagd om zich steviger te profileren.
Meer samenwerken kan ook leiden tot het effectiever profileren van onszelf als branche richting patiënten en zorgverzekeraars, maar zeker ook richting de professionals die op de arbeidsmarkt komen. Met gezamenlijke leerlijnen kunnen we effectief en efficiënt beginnende professionals doorscholen tot revalidatiespecialist. Dat scheelt ons niet alleen tijd en geld, maar geeft ons met elkaar een sterkere profilering op de krapper wordende arbeidsmarkt. Daar liggen nog veel kansen.
Niet overal het wiel opnieuw uitvinden
Een ander voordeel van niet-vrijblijvende samenwerking, is dat je samen beschikt over meer denk- en ontwikkelkracht en meer kwaliteit. Bovendien kan het ook stimulerend zijn als je niet overal opnieuw het wiel hoeft uit te vinden.
In onze sector zie je gelukkig steeds meer initiatieven, waarbij in verschillende vormen van samenwerking tussen centra een poging wordt gedaan om ons aanbod inhoudelijk goed te onderbouwen. Naast de steeds betere inhoudelijke samenwerking ontkomen we er ook niet aan om op het gebied van onze ondersteunende afdelingen meer samen te werken. De essentie is dat je als individueel centrum steeds meer tegen grenzen van betaalbaarheid aanloopt. Die samenwerking kan je ontwikkelen in je regio met een ziekenhuis of ouderenzorgorganisatie of met je collega’s in het land. Dat kan per onderdeel verschillend zijn, maar het vraagstuk ligt inmiddels overal op tafel. Voorbeelden die verkend worden zijn: HRM, vastgoed, inkoop, ICT, onderzoek, data-analyse. Dit zijn allemaal afdelingen, die steeds vaker een bepaalde graad van specialisatie vragen die een gemiddeld revalidatiecentrum niet (meer) heeft. Daarnaast worden we geconfronteerd met verder toenemende eisen op het gebied van wet- en regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van privacy en dataveiligheid. De cijfers zijn sterk in ons nadeel, want we behoren inmiddels binnen de gehele zorg tot de groep met een van hoogste overheadpercentages. Dat houden we op termijn niet vol.
‘Omarm het principe ‘alleen ga je sneller,
maar samen kom je verder’, dan
ga je op meer onderdelen intensiever
samenwerken en ontstaat
een aantrekkelijk perspectief’
Eindconclusie
De conclusie is dat ons huidige model van werken en organiseren naar het einde van de cyclus lijkt te lopen. We gaan met elkaar scherpere keuzes maken. Als je het principe van ‘alleen ga je sneller, maar samen kom je verder’ omarmt, dan ga je dus op meer onderdelen intensiever samenwerken en ontstaat een aantrekkelijk wenkend perspectief voor ons. We willen voldoende deskundigheid in huis houden, we willen sterker worden in onze eigen regio. Dan is het noodzakelijk dat we de handen nog veel sterker ineen slaan, op het gebied van kwaliteit, profilering en het verkennen van een meer gezamenlijke ondersteuning. We pakken nadrukkelijk meer regie. Daar heeft onze patiënt recht op, daar hebben zorgverzekeraars recht op en daar hebben onze (toekomstige) professionals ook recht op. Alleen ‘samen’ wordt en blijft ieder voor zich een unieke kennis- en behandelorganisatie in zijn eigen regio.