Vandaag, 15 maart, is het de Internationale Dag van het maatschappelijke werk. Op deze dag is er extra aandacht voor het beroep van maatschappelijk werker en het belang dat ‘social work’ heeft voor de samenleving. Revalidatie Magazine sprak met Ieme Rein van der Velde, maatschappelijk werker bij Revalidatie Friesland, over zijn werk, drijfveren en dierbare momenten.
‘Sorry dat ik je niet eerder kon spreken. Ik ben afgelopen weekend naar Slowakije gereden. Daar waren enkele Oekraïense vluchtelingen opgevangen in een kerk, waaronder een vriendin uit Kiev die ik ken via een project van onze kerk. Ik heb haar, haar twee jonge kinderen en nog enkele familieleden opgehaald en ondergebracht in het huis van mijn broer. Ik ben nu aan het uitzoeken hoe ik het beste alles kan regelen voor deze mensen qua inkomen, zorg en uitkeringen. Gelukkig wordt hier steeds meer over duidelijk en wordt het goed geregeld in Nederland. Daarnaast had ik regelmatig contact met de mensen in Slowakije en de partners van de vrouwen die in Oekraïne zijn achtergebleven. Ik probeer hen vanuit Nederland te ondersteunen, zodat zij ter plekke hulp kunnen bieden. Het waren intensieve dagen, waarvan ik nog even moest bijkomen… Ik heb er nu eigenlijk een baan bij.’
Leven op z’n kop
Aan het woord is Ieme Rein van der Velde, in het dagelijks leven maatschappelijk werker bij Revalidatie Friesland. Hij is een ‘mensen-mens’, oprecht geïnteresseerd in de ander, diens situatie en diens drijfveren. Dat blijkt uit alles wat Ieme Rein in zijn werk en daarnaast doet. ‘Ik probeer rust en overzicht te brengen in de levens van mensen die zich in een crisissituatie bevinden. Hun leven staat op z’n kop. Er zijn twijfels, vragen. Wat is er allemaal aan de hand? Hoe ga ik hiermee om? Ik wil hen daarbij helpen. Kijken wat de mogelijkheden zijn, zoveel mogelijk praktische ondersteuning bieden en – ook heel belangrijk – gewoonweg een luisterend oor bieden.’
Uitvoerend hulpverlenen
Ieme Rein werkte voorheen in het ‘klassieke’ algemeen maatschappelijke werk, waar hij te maken kreeg met allerlei hulpvragen van mensen van alle leeftijden. Hij zag het vak echter veranderen. ‘De procesmatige hulpverlening verdwijnt steeds meer naar de achtergrond’, stelt hij. ‘Veel maatschappelijk werkers worden heel breed opgeleid. Zij zijn bezig met indicatieschrijven; uitvoerend hulpverlenen is steeds minder aan de orde. Het sociale domein staat onder druk, er zijn wachtlijsten, de werkdruk is hoog. Dat vind ik jammer om te zien. In mijn werk bij Revalidatie Friesland krijg ik gelukkig wél de kans om uitgebreid met iemand te praten en daadwerkelijk ondersteuning te geven. Hier ben ik echt op mijn plek. We hebben een fijn, multidisciplinair team, waarin ieder vanuit zijn of haar expertise een bijdrage levert aan een zo optimaal mogelijke revalidatie. Ik ben heel methodisch bezig in de rouw- en verliesverwerking bij revalidanten, zowel op het psychische vlak als praktisch. Het gevoel er echt voor iemand te kunnen zijn, dat maakt mijn werk zo mooi en dankbaar.’
Inkijkjes en gesprekken
In zijn werk komt Ieme Rein een dwarsdoorsnede van onze samenleving tegen. ‘Elke ontmoeting is anders, want elk mens is anders’, onderstreept hij. ‘Dat vind ik heel speciaal. Het verrijkt ook mijn eigen leven: ik krijg inkijkjes in het leven van Jan en alleman, van fabrieksarbeiders tot wethouders. Het is bijzonder om te zien hoe patiënten na gezondheidsverlies hun leven weer opbouwen. Het zijn mooie gesprekken, ook omdat iedereen anders omgaat met tegenslagen. Gesprekken ook die nu nog steeds indruk op me maken. Bijvoorbeeld de “kloosterbank-gesprekken”. Een al wat oudere dame revalideerde in een van de vestigingen van Revalidatie Friesland. Ze wist al dat ze niet meer naar haar eigen huis terug kon. Terwijl haar grootste plezier was om ’s avonds in de tuin op een kloosterbankje te zitten en te kijken naar haar in het gras spelende hond. Toen ze ontslagen werd en naar een aangepaste woning ging, hebben we ervoor gezorgd dat het bankje meeverhuisde. Ook hebben we samen afscheid genomen op het bankje van haar oude woning en uitgebreid stilgestaan bij wat het allemaal met haar deed. Weer een tijdje later heb ik wederom met haar gesproken. Op het kloosterbankje, op het balkon van haar appartement in een beschermde woonvorm. Het ging goed met haar. Ze kon haar arm beter bewegen en liep stukken beter dan toen ze ons verliet. Ze had rust gevonden. Het was echt fijn om haar weer te spreken. Tja, dat zijn de momenten waarvoor ik dit werk doe.’